Menu Sluiten

Verslag expertmeeting schaduwrapportage VN-Vrouwenverdrag sociaal recht, 21 mei 2015

Inleiding Leontine Bijleveld

Op 18 december 1979 aanvaardde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het VN-Vrouwenverdrag – voluit ‘Convention on the Elimination of all forms of Discrimination Against Women’ geheten. Het Koninkrijk der Nederlanden, dus inclusief Caribisch deel van het Koninkrijk, heeft het Vrouwenverdrag pas in 1991 geratificeerd. Achtergrond daarvan was het voornemen eerst de anti-discriminatiewetgeving goed op orde te brengen. De AWGB is uiteindelijk in 1994 in werking getreden.

Regeringen moeten elke vier jaar aan het toezichthoudend comité van het VN-Vrouwenverdrag, het CEDAW-Comité, rapporteren wat ze doen om vrouwenrechten te waarborgen en de positie van vrouwen te verbeteren.

We zijn in Nederland inmiddels aangeland in de 6de rapportagecyclus.

Zo’n cyclus begint met de regeringsrapportage. Deze is eind oktober 2014 verschenen en was daarmee een half jaar te laat. Hierin moet ook expliciet aan de orde komen op welke wijze  de regering uitvoering heeft gegevens  aan de conclusies en aanbevelingen van het CEDAW-Comité uit de vorige cyclus.
Het volgende officiële moment is het vaststellen van een lijst met kwesties en vragen door het Comité tijdens de Presessie. Hierbij laat het zich graag voeden met informatie van diverse maatschappelijke (vrouwen)organisaties en het College voor de Rechten van de Mens (CRM), in zogenaamde schaduwrapportages. Regeringen hebben immers de neiging om de situatie wat rooskleurig af te schilderen. Ook kan het zijn dat belangrijke onderwerpen in de regeringsrapportage ontbreken.
Nadat deze vragen schriftelijk beantwoord zijn, wordt in een volgende sessie van CEDAW een zogenaamde constructieve dialoog geagendeerd: dan wisselt het Comité een dag lang met een Nederlandse regeringsdelegatie van gedachten over de vrouwenrechten in Nederland. Voorafgaande daaraan neemt het Comité graag kennis van het commentaar van NGO’s op deze schriftelijke antwoorden en alles waarvan NGO’s en het CRM denken dat het relevant is voor deze constructieve dialoog.
Hierna formuleert het Comité in zijn zogeheten Concluding Observations een serie aanbevelingen voor de Nederlandse regering. Twee van deze aanbevelingen worden geselecteerd voor een zogenaamde tussentijdse  follow-up rapportage. Concluding Observations kunnen een rol spelen bij individuele klachtprocedures bij het CEDAW-Comité.

Vorig weekend (half mei) is duidelijk geworden dat de behandeling van de Nederlandse regeringsrapportage op verzoek van de regering is uitgesteld van de zomersessie 2016 van het CEDAW-Comité  naar de najaarsessie 2016 (oktober/november 2016). Daarmee vindt ook de relevante Pressessie later plaats: waarschijnlijk februari 2016. De inbreng voor de eerste versie van de schaduwrapportage zal ook in deze periode plaatsvinden. Achtergrond van het verzoek om uitstel: het Europees voorzitterschap eerste helft van 2016.

Zie ook: Vrouwenrechten in Nederland anno 2010 De conclusies van het VN-Comité.

Discussie

In de discussie die volgt worden een aantal punten aangedragen die relevant zijn voor de schaduwrapportage:

  • Nederland geeft geen uitvoering aan de uitspraak van het CEDAW-Comité m.b.t. de uitkering voor zwangere zelfstandigen. Dit heeft tot gevolg dat betrokkenen weer opnieuw de gehele rechtsgang moeten doorlopen om hiermee te bewerkstelligen dat de Nederlandse rechter wel gehoor geeft aan de uitvoering van de uitspraak CEDAW-comité.
  • Positie van het huishoudelijk personeel in het arbeidsrecht en het sociale zekerheidsrecht. Het CEDAW-comité heeft hierover wel al een aanbeveling gedaan.
  • Vrouwen in de media/stereotypering (zie onderzoek Rikki Holtmaat en PILP( ‘proefprocessenfonds’ van het NJCM). PILP wil bewerkstelligen dat de reclamecode commissie meer aandacht heeft voor seksisme in reclames.  In de emancipatiemonitor wordt aan dit punt geen aandacht besteed.
  • Jonge studerende moeders (zie ook de mededelingen hier boven).
  • Vrouwen aan de top. De tijdelijke 30% zet geen zoden aan de dijk (zie artikel Eva Cremers & Petra Oden in NJB dit jaar).
  • Vrouwen en armoede.
  • Zwangerschapsdiscriminatie (zie ook verslag bijeenkomst SER maart 2014 en de voortgangsbrief  discriminatie (Kamerstukken II 2013-2014, 29 544, nr. 523).
  • Verstevigen rol van de arbeidsinspectie als bedrijven. Ook het kabinet wil hierop inzetten (bijlage bij Kamerstukken 33826, nr. 7). (discrimineren)
  • Partneralimentatie.
  • WMO en mantelzorg.
  • Het uitblijven van een betere regeling voor vaderschapsverlof.
  • De toegang van vrouwen tot de volksgezondheid.